Nieuws

Waterberichten Rijkswaterstaat

Elke dag zijn de waterstanden belangrijk voor de schipper, hoe komen deze waterstanden tot stand, wie maakt die en waar zijn deze te vinden.

De Waterkamer van het Watermanagementcentrum Nederland is verantwoordelijk voor betrouwbare en bruikbare berichtgeving over waterstanden, overstromingsdreiging, watertekorten en/of waterkwaliteit. Dit doen we onder normale omstandigheden en in bijzondere situatie 24 uur per dag, 365 dagen per jaar.

In de Waterkamer zijn de crisisadviesgroepen voor kust, meren, rivieren en waterverontreiniging gevestigd. Op basis van de watergegevens die Rijkswaterstaat verzamelt en weergegevens van het KNMI, maken we verwachtingen voor de kust, de rivieren (Rijn en Maas) en het IJssel- en Markermeer. Deze verwachtingen worden dagelijks gepubliceerd in het Waterbericht.

Scheepvaartberichtgeving

Ook verzorgt de Waterkamer de scheepvaarberichtgeving. Schippers hebben actuele informatie over waterstanden en stremmingen nodig om vlot en veilig op de plaats van bestemming te komen. Grote zeeschepen hebben zogeheten tijpoortadviezen nodig. Een tijpoortadvies geeft aan op welke momenten van de dag de waterstand voor grote zeeschepen hoog genoeg is om een haven in te kunnen varen.

De scheepvaartberichtgeving komt tot stand in nauwe samenwerking met regionale berichtencentra in Arnhem, Middelburg en Rijswijk en is te vinden op Teletekstpagina 720(externe link) en de website Vaarweginformatie(externe link).

Het Waterbericht

Op basis van watergegevens die Rijkswaterstaat verzamelt én weergegevens van het KNMI, worden verwachtingen voor de kust, de rivieren (Rijn en Maas) en het IJssel- en Markermeer samengesteld en in het Actueel Waterbericht opgenomen. Het waterbericht kijkt maximaal 48 uur vooruit en wordt iedere ochtend rond 10:00 uur gepubliceerd. Tijdens bijzondere omstandigheden kunnen meerdere berichten per dag verschijnen.

De begrippen die gebruikt worden in de verschillende vormen van waterberichtgeving worden hier uitgelegd.

Iedere ochtend wordt een bericht opgesteld over de stand van zaken rondom het waterbeheer in het hoofdwatersysteem. Dit dagelijkse bericht wordt het Actueel Waterbericht genoemd.

Afvoer

Afvoer of debiet is de term voor water dat een rivier meevoert naar zee en wordt uitgedrukt in kubieke meters per seconde.

Meer informatie over de afvoer voor Rijn en Maas.

Alarmeringswaarden

Dit zijn de bestuurlijk vastgestelde hoogwaterstanden die een gevaar voor primaire waterkeringen, bestemd tot directe kering van het buitenwater, kunnen opleveren.

Bergingsgebied

Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen.

Zie ook: Waterberging

Botulisme

Botulisme wordt veroorzaakt door gifstoffen (toxinen) van een bacterie (Clostridium botulinum). Deze bacterie produceert een gifstof die verlammend werkt op het zenuwstelsel van dieren. Een indicatie van Botulisme is als eenden hun kop niet meer kunnen optillen en verdrinken.

Bres

Een gat in de waterkering.

Calamiteit

Algemeen: Een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis die ernstige schade kan veroorzaken.

Calamiteiten (bestrijdings)plan

Waterveiligheid: Omstandigheden waaronder de goede staat van één of meerdere waterstaatswerken onmiddellijk en ernstig in het ongerede is of dreigt te komen.

Compartimentering

Compartimentering is het opdelen van een grote dijkring in (een aantal) kleinere compartimenten of dijkringen, om de gevolgen van een overstroming te beperken tot een kleiner gebied.

Coupure

Dijkgat of een onderbreking in de waterkering.

Crisis

Een serie gebeurtenissen of rampen. Een crisis tast de economie of de openbare orde ernstig aan. Ze treft vaak een groot gebied en vraagt om zware bestuurlijke coördinatie, beheersing en voorlichting.

Crisiscommunicatie

Het communiceren door overheden naar de samenleving op het moment dat een overstroming (of andere calamiteit) dreigt of zich al voltrekt.

Dijkbewaking

Het permanent onder controle houden van een stuk dijk (dijkvak) of een hele dijkring. Dijkbewaking wordt ingesteld bij dreigend hoogwater of andere calamiteiten en wordt uitgevoerd door het dijkleger van een waterschap

Dijkdoorbraak

Het doorbreken van een dijk. Een dijkdoorbraak ontstaat wanneer er een deel van het dijklichaam wegspoelt of afschuift. Hierdoor ontstaat er een bres (gat) in de dijk en een overstroming.

Dijkleger

Het dijkleger bestaat uit vrijwilligers die in geval van hoog water opgeroepen kunnen worden om de dijken te bewaken. Zij controleren dan waar risico’s ontstaan, zodat het waterschap adequate maatregelen kan nemen.

Dijkval

Het wegzakken van de dijk, doordat de ondergrond volledig met water doordrenkt is.

Doodtij

Met doodtij wordt het fenomeen beschreven wat optreedt als het zonsgetij en het maansgetij elkaar tegenwerken. Het hoogwater aan de kust is dan lager dan gemiddeld en het laagwater hoger dan gemiddeld. Doodtij treedt op als zon, aarde en maan een hoek van 90 graden met elkaar vormen. Dit gebeurt twee maal paar 28 dagen en wel tijdens het eerste en laatste kwartier van de maan.

Zie ook: Springtij, getij

Economisch risico

Het product van overstromingskans en schade bij een eventuele overstroming, uitgedrukt in de verwachte schade per jaar.

Economische schade

De schade die opgelopen is door ontwrichting van economische processen.

EDO, Ergst denkbare overstroming

Dit zijn scenario’s die zijn opgesteld om een goed beeld te kunnen schetsen van de omstandigheden tijdens een overstroming. De scenario’s geven de ergste overstromingen weer die experts nog enigszins reëel achten.

Zie meer informatie over het begrip Ergst Denkbare Overstromingen

Evacuatie

Wegzenden van de burgerbevolking (en dieren) uit een bedreigd gebied om slachtoffers te voorkomen.

Evacuatiefractie

Het percentage van de mensen in een bepaald gebied dat naar verwachting voor een doorbraak van een waterkering een gebied kan verlaten.

Evacuatieplan

Een plan voor de aanpak van een evacuatie bij een dreigende (overstromings)ramp.

Externe veiligheid

Veiligheidsdomein gericht op de risico’s voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen.

Getij

De periodieke wisseling van de waterstand, en de daarmee samenhangende getijstroom, die op Aarde optreedt als gevolg van de zwaartekracht van de maan en, in mindere mate, die van de zon. De periode van het stijgen van het water heet vloed of opkomend tij, die van het dalen eb of afgaand tij.

Lees meer over het begrip Getij

Getroffene

Een persoon die in het gebied woont, dat bij een overstroming onder water loopt.

Gevolgen (van een overstroming)

De effecten die een overstroming teweegbrengt: slachtoffers, materiële schade, sociale ontwrichting, effect op gezondheid en welbevinden, maar ook effecten op natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.

Golf

Een golf wordt zichtbaar door de verticale beweging van het wateroppervlak. Een golf kan door verschillende oorzaken worden opgewekt. Oorzaken zijn bijvoorbeeld:

  • Windgolven die ontstaan door wind over het water;
  • Deining ontstaat door het samengaan van windgolven die elders zijn opgewekt;
  • Tsunami’s ontstaan door een plotselinge, verticale beweging van de waterbodem (aardbeving onder water)
  • Translatiegolven, deze ontstaan door het snel openen of sluiten van een stuw in een rivier;
  • Scheepsgolven, die worden opgewekt door varende schepen.

Zie ook: Golfperiode, Golfoploop

Golfoploop

De hoogte van de golven boven de waterstand, die tegen het talud oplopen.

De golfoploop is afhankelijk van de helling van de waterkering, de hoogte van de golf en de periode van de golf (tijdsduur tussen twee golftoppen). Hoe hoger de golf en hoe langer de golfperiode hoe hoger de golfoploop zal zijn.

Golfoverslag

Water dat als gevolg van windgolven over een waterkering heen slaat.

Golfoverslagdebiet

De hoeveelheid water per seconde die over de waterkering heen slaat.

Golfperiode

De golfperiode is de tijd die verloopt tussen twee achtereenvolgende golftoppen bij het passeren van een zelfde punt. Het geheel aan golven noemen we een golfveld. In een golfveld wat opgewekt is door de wind komen golven voor met verschillende hoogten en periodes.

Groepsrisico

De kans per jaar dat in één keer een groot aantal mensen komt te overlijden.

Grondijs

Grondijs is ijs dat ontstaat op de bodem van rivieren. In normale omstandigheden zal de onderste laag van een waterkolom niet als eerste bevriezen. Rivieren zijn echter voldoende gemengd zodat ijs, dat het makkelijkst vormt aan stofdeeltjes, het eerst bij de bodem ontstaat (grondijs).

Handelingsperspectief

Beschikbare mogelijkheden om in een bepaalde situatie te handelen, bijvoorbeeld bij een overstroming.

Hoogwatergolf

Tijdelijk verhoogde waterstanden in een rivier (met een golfvorm) door een verhoogde rivierafvoer. Het kan meerdere uren tot meerdere dagen duren voordat een hoogwatergolf een bepaald punt langs de rivieren is gepasseerd.

Horizontaal evacueren

Het verplaatsen van mensen uit een bedreigd gebied.

IJsdam

Bij veel kruiend ijs kunnen ijsdammen ontstaan. Kruiend ijs kan zich zo hoog gaan opstapelen dat ze de stroming van een rivier kunnen beïnvloeden/beperken. In dat geval kan de rivier het water steeds minder goed afvoeren, wat tot stuwing leidt en extreem hoge waterstanden kan veroorzaken.

IJsgang

De aanwezigheid van ijs op een vaarweg tijdens een hevige vorstperiode. Dit kan gevolgen hebben voor waterkeringen, civiele werken in het water en de scheepvaart.

Individueel risico

De kans op overlijden voor een individu door deelname aan een activiteit of door blootstelling aan een dreiging of gebeurtenis. Het individuele risico is vaak plaatsgebonden.

Kruiend ijs

Kruiend ijs is vaak het gevolg van harde wind na een flinke vorstperiode. Boven meren of andere grote wateroppervlakken, zoals het IJsselmeer of de Waddenzee, krijgt de wind vat op de ijsvelden, die dan in beweging komen. De ijspakketten worden in de richting van de wind over een grote afstand tegen elkaar geduwd, waarbij grote ijsplaten moeiteloos omhooggeduwd kunnen worden.

Kunstwerk

Een constructie of installatie die in het waterbeheer één of meer functies vervult. Voorbeelden zijn sluizen en gemalen, die als functie water keren, water beheren en scheepvaart begeleiden hebben.

Kustverdediging

Maatregelen ten behoeve van de gehele strook van de kust die bijdraagt aan het garanderen van de veiligheid tegen overstroming van het achterliggende gebied.

LCM

Landelijke Commissie Milieuverontreinigingen Water

LCO

Landelijke Coördinatiecommissie Overstromingsdreiging. 
De LCO biedt overzicht en geeft advies in tijden van overstromingsdreiging aan de waterschappen, Rijkswaterstaat en de top van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

LCW

Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling. De LCW adviseert de minister bij het verdelen van het beschikbare rijkswater onder sectoren die daarvan afhankelijk zijn in perioden van watertekort en droogte.

Lokaal Individueel Risico (LIR)

De jaarlijkse kans dat een denkbeeldig persoon op een bepaalde locatie komt te overlijden door een overstroming, rekening houdend met de evacuatiemogelijkheden. In Nederland vastgesteld op maximaal 1/100.000 per jaar.

Lozing

Een lozing is het in het oppervlaktewater brengen van stoffen die daar van nature niet in horen. Als een lozing een vergunning heeft, voldoet het aan strenge eisen en wordt het gecontroleerd. Een onbedoelde lozing kan veroorzaakt worden door een leidingbreuk in een fabriek of door een schip dat lading verliest.

Modellering

Modelleren is het wiskundig benaderen van de werkelijkheid. Een model is altijd een versimpeling van de werkelijkheid, maar wel met als doel om de werkelijke toestand zo dicht mogelijk te benaderen. In het watermanagement worden modellen voornamelijk gebruikt om onder andere waterstanden en afvoeren in de tijd te berekenen.

NAP

Normaal Amsterdams Peil (NAP). Dit Peil is het referentievlak voor Nederland en wordt ook gebuikt als basis voor de referentievlakken van een aantal Europese landen. Het is gebaseerd op het jaargemiddelde van de hoogwaterstanden op het IJ bij Amsterdam tussen september 1683 en september 1684. In 1894 was het genormaliseerde Amsterdamse Peil na het herstellen van fouten overgebracht in heel Nederland. Hiermee werden alle plaatselijke referentievlakken vervangen.

Zie ook: Waterstand

Noodmaatregelen

De maatregelen die men treft om een dreigende ramp alsnog te keren en/of de gevolgen zoveel mogelijk te beperken.

Onderloopsheid

De stroming van water onder de dijk met meevoering van zand en aarde. De dijk verliest hierdoor stabiliteit (zie ook piping)

Opbarsten

Het openbreken van de kleilaag aan de landwaartse zijde van een dijk door de druk van het water onder de dijk.

Overlopen

Het over de waterkering heen stromen van water, als de waterstand hoger is dan de waterkering.

Overstromingsrisico

De kans op een overstroming vermenigvuldigd met de gevolgen.

Overstromingsscenario

Een aangenomen verloop van een overstroming. Op basis daarvan schat men de gevolgen in.

Overstromingssimulatie

Een berekening met een computermodel om het verloop van een overstroming te bepalen.

Overstromingsverloop

De wijze waarop de overstroming plaatsvindt in ruimte en tijd.

Rampenbestrijdingsplan

Een plan met te nemen maatregelen voor het bestrijden van een calamiteit.

Rampenplan

Een plan dat overzicht geeft van de handelingen van betrokken hulpdiensten en overige organisaties bij een (dreigende) calamiteit.

Rijntakken

Hiermee worden de verschillende oppervlaktewaterlichamen bedoeld in het nederlandse Rijnstroomgebied die samen de Rijn vormen (IJssel, Waal, Lek, Nederrijn). Ook het Pannerdensch kanaal en de Twentekanalen vallen onder de Rijntakken.

Risicocommunicatie

Het communiceren door overheden naar burgers over de risico’s die burgers oplopen.

Risicokaarten

De risicokaart laat de locatie van risicobronnen zien waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen, bijvoorbeeld door overstroming. In totaal kunnen de risico’s van 13 ramptypen op de kaart worden getoond.
Voor meer informatie zie www.risicokaart.nl.

Schaderisico

Het schaderisico in de gemiddelde materiële schade, die overstroming per jaar veroorzaakt. Oftewel: de waarde van de materiële schade door een overstroming maal de kans op een overstroming.

Seiche

Een seiche is een windgolf met een bijzonder karakter. Het ontstaan van een seiche kan verschillende oorzaken hebben. Het passeren van een koufront van een lagedrukgebied boven een groot wateroppervlak is er een van. Door het passeren van het koufront neemt de wind plotseling sterk toe en veroorzaakt een kortdurende, flinke verhoging van de waterstand.

Slachtofferrisico

Het individuele risico op overlijden: de kans op overlijden op een bepaalde plaats als gevolg (in dit geval) een overstroming.

Springtij

Periode van het getij waarin het verschil tussen hoog- en laagwater het grootst is. Niet alleen het hoogwater is dan hoger dan gemiddeld, het laagwater is dan ook lager dan gemiddeld. Springtij treedt eens in de ongeveer 14 dagen op.

Stormseizoen

De periode van het jaar dat stevige stormen ervoor kunnen zorgen dat het water van de zee hoog opgestuwd wordt. Deze periode loopt globaal van 1 oktober tot 1 april daaropvolgend.

Stormvloed

Zeer hoge waterstand. Er is sprake van stormvloed als in één van de zes hoofdmeetstations voor de kust een bepaalde waterstandnorm overschrijdt. Deze worden per locatie bepaald.

Stormvloedkering

Waterbouwkundige constructie die bij stormvloed of springtij moet verhinderen dat er grote hoeveelheden water de monding van een rivier instromen en stroomopwaarts tot overstromingen leiden.

Zie ook: Stormvloed

Stuwbeheer

De waterstanden in rivieren kunnen gecontroleerd worden door stuwen. Deze stuwen worden aangepast aan een veranderende waterstand. Deze aanpassingen zijn noodzakelijk voor veiligheidsredenen, om scheepvaart mogelijk te blijven maken of om verschillende gebruikers van voldoende water te voorzien.

Stuweffect

Bij de uitvoering van het stuwbeheer worden de waterstanden en/of uitvoeren door menselijk ingrijpen onnatuurlijk beïnvloed.

Talud

De schuine aflopende zijden aan de binnen- en buitenkant van een dijk.

Taludbekleding

Afdekking van de kern van een dijk ter bescherming tegen golfaanval en langsstromend water. De taludbekleding bestaat uit een erosiebestendige toplaag, inclusief de onderliggende vlijlaag, filterlaag, kleilaag en/of geotextiel.

Veiligheidsketen

Een systeembenadering voor het omgaan met risico’s, bestaande uit de vijf schakels pro-actie, preventie, preparatie, respons en nazorg.

Vertikaal evacueren

Het verplaatsen van mensen naar hoger gelegen gebieden of hogere verdiepingen in gebouwen binnen het gebied waar een overstroming dreigt of zich voltrekt.

Verwachting

In de hydrologie is een verwachting gebaseerd op een berekening uitgevoerd met bijvoorbeeld een waterbewegingsmodel, aangevuld met een kansberekening en expert-judgement.

Verzilting

Het toenemen van het zoutgehalte in het oppervlaktewater of in het grondwater.

Lees meer over het begrip Verzilting

Voorspelling

In de hydrologie betekent een voorspelling de beschrijving van een toekomstig fenomeen op grond van wetenschappelijke verbanden. Zo spreekt men bijvoorbeeld over de getijvoorspelling. En daarmee bedoelt men de beschrijving van het astronomische getij in de toekomst. Deze astronomische getijvoorspellingen worden gepubliceerd in getijtafels.

Waakhoogte

De hoogte van de kruin van de waterkering boven het ontwerppeil. De minimale waakhoogte wordt bepaald waar je geen golven hebt. Dit is over het algemeen 50 cm boven de maatgevende hoogwaterstand.

Waarschuwingstijd

De tijd tussen het tijdstip dat bekend is dat er een hoge waterstand te verwachten is en het moment van daadwerkelijk optreden van die waterstand.

Waterberging

Het tijdelijk of langdurig bergen van (regen)wateroverschotten uit de omgeving.

Waterkering

Een natuurlijke of kunstmatige verhoging in het landschap op het achterliggende gebied te beschermen tegen overstroming. Deze zijn primair of regionaal.

Waterstand

Waterstand is de hoogte van het wateroppervlak bij een specifiek punt. De hoogte wordt gebaseerd op basis van het NAP. Waterstanden worden gecommuniceerd in zowel meters, decimeters als in centimeters, afhankelijk van de wensen van de gebruiker. Voor zeekaarten wordt uitgegaan van het Laagste Astronomisch Getij als referentievlak voor waterdiepten en het middenstandsvlak (gemiddelde waterstand van hoog en laagwaters) voor de hoogte van bakens en vuurtorens.

Watertekort

Meer vraag dan aanbod van oppervlaktewater ten gevolg van te weinig afvoer, weinig neerslag en hoge temperatuur.

Watertemperatuur

De temperatuur van het oppervlaktewater.

Bij hoge watertemperaturen boven de 20 ºC kan dit gevolgen hebben voor de zwemwaterkwaliteit, maar ook de koelcapaciteit van het koelwater neemt af. 
Bij lage watertemperaturen beneden de 1,5 ºC ontstaat er kans op ijsvorming

Lees meer over het begrip Watertemperatuur

Waterverdeling

De verdeling (op basis van prioriteitsstelling) van een beschikbare hoeveelheid water over de verschillende watergebruikers in een gebied. Deze verdeling is beschreven in het begrip verdringingsreeks.

Watervraag

Actuele hoeveelheid die nodig is voor verschillende behoeften gedurende een bepaalde periode, bepaald door economische, sociale en overige factoren.

Windkracht- en richting

Windkracht wordt aangegeven volgens de windschaal van Beaufort. Beaufort baseerde de windkracht op de hoeveelheid zeil die een groot schip kon voeren bij een zwakke bries, storm of orkaan. 
Later werden er windsnelheden aan de schaal toegevoegd. In 1946 is de schaal officieel vastgesteld door het International Meteorological Committeeen werd gebaseerd op de gemiddelde windsnelheid gedurende 10 minuten op een hoogte van 10 meter boven de grond.

Windrichting

In de meteorologie is de windrichting de richting waar de lucht vandaan komt. Dus bij een westenwind komt de wind uit het westen en gaat de lucht van west naar oost.

WMCN

Watermanagementcentrum Nederland.
In het WMCN werken Rijkswaterstaat (RWS), de waterschappen en het KNMI samen. RWS faciliteert het WMCN.

Zelfredzaamheid

De mate waarin burgers bij een (dreigende) calamiteit zichzelf in veiligheid weten te brengen en zich voor korte of lange tijd zelf weten te redden zonder hulp van de overheid.

Bron: Rijkswaterstaat