Nieuws

Inzinkingsmerken en diepgangsschalen

1-Inzinkingsmerken

► Het inzinkingsmerk geeft bij een binnenvaartschip het vlak aan van de grootste toegelaten inzinking. In afwijking van het uitwateringsmerk bestaat het inzinkingsmerk uit één horizontale streep omdat van het binnenwater wordt aangenomen dat het altijd hetzelfde soortelijk gewicht heeft. Een binnenschip is geheel geladen als het aan de ijk ligt. Als het over z’n ijk gaat, is het te zwaar beladen.

• Het is bij wet verboden een binnenschip zo diep te laden, dat er gevaar voor vollopen en zinken ontstaat. Om dat van afstand te kunnen controleren moet het vlak van de grootste toegelaten inzinking door goed zichtbare en onuitwisbare inzinkingsmerken aangegeven worden. Daartoe wordt het schip gemeten en de resultaten van die metingen worden genoteerd in de meetbrief.

• Een schip mag niet zodanig zijn beladen dat het inzinkt tot over het vlak door de onderkant der
inzinkingsmerken.

• Een schip, met uitzondering van een klein schip, moet zijn voorzien van merken die het vlak van
de grootste inzinking aangeven. Bij een zeeschip treedt de zomerzoetwateruitwatering in de plaats
van het inzinkingsmerk. In de artikelen 4.04, 4.05 en 22.09 van ES-TRIN is vastgelegd op welke
wijze de grootste inzinking wordt vastgesteld en de inzinkingsmerken worden aangebracht.

• Een schip waarvan de diepgang 1 m kan bereiken, met uitzondering van een klein schip, moet van
diepgangsschalen zijn voorzien. In de artikelen 4.06 en 22.09 van ES-TRIN is vastgelegd op welke
wijze zij worden aangebracht.

• Binnenschepen moeten ten minste zes inzinkingsmerken hebben, waarvan één paar ongeveer midscheeps en de twee andere op ongeveer 1/6 van de lengte achter de voorsteven , respectievelijk vóór de achtersteven  moeten zijn aangebracht. Bij schepen waarvan de lengte minder dan 40 m bedraagt, kan met twee paar merken worden volstaan, die op ¼ van de lengte achter de voorsteven, respectievelijk vóór de achtersteven moeten zijn aangebracht; bij schepen die niet zijn bestemd voor het vervoer van goederen, kan met één paar merken worden volstaan, dat ongeveer midscheeps moet zijn aangebracht.

• De inzinkingsmerken bestaan uit eenrechthoek met horizontale zijden van 300 mm en verticale zijden van 40 mm, waarvan de basis samenvalt met het vlak van de toegelaten grootste inzinking. Andersoortige inzinkingsmerken dienen een dergelijke rechthoek te bevatten.

Inzinkingsmerken in het ES-TRIN

1. De zone R (Rijn) is gelijk waardig aan zone 3.

2. Het vlak van de grootste inzinking moet voor elke toegelaten zone zo worden vastgesteld dat
gelijktijdig aan de voorschriften omtrent het vrijboord, aan die omtrent de veiligheidsafstand en
de grootste diepgang waarvoor het schip ontworpen is, wordt voldaan.

3. Het vlak van de grootste inzinking wordt door goed zichtbare en onuitwisbare inzinkingsmerken aangegeven.

4. Inzinkingsmerken moeten aan de volgende vereisten voldoen.

a) Het bovenste inzinkingsmerk wijst richting achterschip en bestaat uit een rechthoek met
een breedte van 300 mm en een hoogte van 30 mm waarvan de onderkant samenvalt met
het horizontale vlak van de grootste toegelaten inzinking. Indien het bovenste
inzinkingsmerk geldt voor zone 3, dient de hoogte 40 mm te bedragen,

b) De overige vereiste inzinkingsmerken wijzen richting boeg. Daarvoor gelden de volgende
bepalingen:

aa) Inzinkingsmerken voor de zone 3 bestaan uit een rechthoek met een breedte van 300 mm en een hoogte van 40 mm,

bb) Inzinkingsmerken voor de zones 1 en 2 bestaan uit een recht
hoek bestaan met een breedte van 150 mm en een hoogte van 30 mm, waarvan de onderkant horizontaal is
en samenvalt met het vlak van de grootste toegelaten diepgang voor dedesbetreffende zone.

c) Indien het vereiste inzinkingsmerk voor zone 3 of 4 samenvalt met het bovenste inzinkingsmerk,
is dit laatste niet vereist.

5. Naast de richting boeg wijzende inzinkingsmerken moet binnen een rechthoek van 60 x 40 mm het cijfer van de desbetreffende zone worden aangebracht; voor zone 4 hoeft geen cijfer te worden aangebracht.

6. De inzinkingsmerken overeenkomstig het vierde en vijfde lid en de richting waarin zij wijzen,
moeten met schets 2 overeenstemmen.

*SCHETS 2


7. Schepen moeten ten minste drie paar inzinkingsmerken hebben,
waarvan één midscheeps en de twee andere op 1/6 van de lengte achter de voorsteven,
respectievelijk vóór de achtersteven moeten zijn aangebracht.

8. De ingevolge een nieuw onderzoek ongeldig geworden inzinking smerken of aanduidingen
moeten onder toezicht van de Commissie van Deskundigen worden verwijderd of als ongeldig worden gekenmerkt. Onduidelijk geworden inzinkingsmerken mogen alleen onder toezicht van een Commissie van Deskundigen worden vervangen.

9. Wanneer het schip overeenkomstig het Verdrag van 1966 betreffende de meting van
binnenschepen is gemeten en de ijkmerken in hetzelfde vlak liggen als de bovenste van de in
het vierde lid voorgeschreven inzinkingsmerken, gelden deze ijkmerken ook als inzinkingsmerken voor deze zone;
dit wordt aangetekend in het binnenschipcertificaat.

10. In afwijking van het zevende lid kan:

a) bij schepen waarvan de lengte minder dan 40 m bedraagt, met twee paar inzinkingsmerken worden volstaan,die op 1/4 van de lengte achter de voorsteven, respectievelijk vóór de achter steven moeten zijn aangebracht;

b) bij schepen die niet zijn bestemd voor het vervoer van goederen, met één paar
inzinkingsmerken worden volstaan, dat ongeveer midscheeps moet zijn aangebracht.

11. Wanneer het vlak van de grootste inzinking voor één of meer dere zones is vastgesteld onder de
voorwaarde dat de laadruimen spatwater- en regendicht moeten kunnen worden gesloten en de
afstand tussen het vlak van de grootste inzinking en de bovenrand van de dennenboom minder
dan de toelaatbare veiligheidsafstand voor de desbetreffende zone bedraagt, moet de ten hoogste toegelaten
inzinking voor de vaart met open laadruimenworden vastgelegd.

In het binnenschipcertificaat moet worden ingevuld:

“Indien de luiken van de laadruimen geheel of gedeeltelijk geopend zijn, mag
het schip ten hoogste tot … mm onder het inzinkingsmerk voor zone … zijn beladen.”

• 12. Afgezien van de bepalingen in het zevende lid moeten de inzinkingsmerken bij schepen met
open laadruimen
voor de desbetreffende zones bovendien voorzien worden van een rechthoek
van 75 mm breedte en 30 mm hoogte die naar het achterschip wijst en waarvan de onderkant
samenvalt met het horizontale vlak van de grootste toegelaten inzinking voor het varen met
open laadruimen in de desbetreffende zone.

13. De inzinkingsmerken overeenkomstig het twaalfde lid en de richting waarin zij wijzen, moeten
met schets 3 overeenstemmen.

*SCHETS3

2-Diepgangsschalen

1. Elk schip waarvan de diepgang meer dan 1 m kan bereiken, moet aan het achterschip aan
iedere zijde van een diepgangsschaal zijn voorzien; aanvullende diepgangsschalen zijn
toegestaan.

2. Het nulpunt van iedere diepgangsschaal moet loodrecht daaronder liggen in een vlak
evenwijdig aan het vlak van de grootste inzinking dat door het laagste punt van de
scheepsromp gaat of van de kiel, wanneer deze aanwezig is. De afstand loodrecht boven het
nulpunt moet in decimeters zijn ingedeeld.

• Deze indeling moet vanaf het vlak voor de waterlijn bij ledig schip tot 100 mm boven het vlak van
de grootste inzinking op iedere diepgangsschaal door ingehakte of ingeslagen merken zijn aangebracht.

• Deze indeling moet voorts in de vorm van goed zichtbare, afwisselend in twee verschillende kleuren geschilderde stroken zijn aangeduid. De indeling moet naast de schaal ten minste bij elke 5 decimeter, alsmede aan het
boveneinde, door cijfers zijn aangegeven.

• 3. De twee achterste ijkschalen, die in overeenstemming met het Internationaal Verdrag
betreffende de uitwatering van schepen zijn aangebracht, kunnen als diepgangsschalen dienst doen,
mits zij overeenkomstig bovenstaande voorschriften zijn ingedeeld; in voorkomend
geval moeten de cijfers voor de diepgang zijn toegevoegd.